“Rente nog lager: Wat bezielt de ECB?” Dit was de opening van de Volkskrant vrijdag 8 november jl., na het ECB-besluit de rente te verlagen naar 0,25%. Mag ik een eenvoudig antwoord op deze vraag suggereren: zou het gezond verstand kunnen zijn?
Overal in de wereld houden centrale banken de rente nu al jaren dicht bij nul, in de VS, in het VK, en in Japan. Centrale bankiers willen koste wat kost deflatie vermijden. Dat maakt een schuldencrisis alleen maar erger: als inkomens en prijzen dalen, worden schulden een steeds zwaardere last, het gevreesde Japanse scenario. Na een financiële crisis is een beetje inflatie een zegen en deflatie een ramp. Vraaguitval en werkloosheid leiden echter tot het omgekeerde. Beleidsmakers moeten in actie komen en dat hebben zij ook met succes gedaan. In de VS is sprake van een solide herstel, in Engeland keert de conjunctuur zich snel ten goede, en in Japan lijkt het deflatie spook bedwongen. Alleen in Europa staan de seinen op rood: de groei is nog steeds bedroevend en de inflatie is ver onder 2%, het officiële inflatiedoel van de ECB. Is het dan vreemd dat de ECB in actie komt? Nee. Sterker nog: ze moest wel.
De vertwijfelde kop van de Volkskrant laat zien dat wat vanzelfsprekend moet zijn, dat in Europa niet langer is. Dat komt door de interne onevenwichtigheden. Zuid Europa is relatief te duur, Noord Europa relatief te goedkoop. Dat eerste wil Noord Europa graag horen, dat tweede niet. Dat is zot, want beide zijn twee kanten van dezelfde medaille. Als het ene waar is, dan het andere ook. De oplossing is op papier simpel. In Zuid Europa moeten lonen en prijzen omlaag, in Noord Europa moeten ze omhoog. Dat eerste begint nu gelukkig op gang te komen. De inflatie is in Zuid Europa ver beneden 2 %. Dat tweede, hogere inflatie in Noord Europa ligt in Duitsland heel gevoelig. Echter, de consequentie van een inflatiedoelstelling van 2% voor hele eurozone is dat een lagere inflatie in Zuid samengaat met een hogere inflatie in Noord. En voor de gemiddelde burger in Noord Europa is dat ook niet erg: hij krijgt wat meer koopkracht.
Zolang ieder land zijn eigen munt heeft, worden dit soort problemen opgelost door devaluaties. De peseta en de lire omlaag, de mark en de gulden omhoog. Met één munt kan dat niet meer, dan zijn lokale inflatieverschillen de enige uitweg. Leuk of niet doet niet ter zake. De onwil van Noord Europa om dat te accepteren leidt tot een betalingsbalansoverschot van Europa als geheel, van Nederland en Duitsland in het bijzonder en tot een almaar toenemende schuldenlast in Zuid Europa. De rest van de wereld ziet dit met toenemende ergernis aan, en eerlijk gezegd, terecht.
Een aantal Duitse economen speelt in deze discussie een vervelende rol. Al jaren lang waarschuwen zij voor uit de hand lopende inflatie, ten onrechte. Recentelijk hebben zij gewaarschuwd voor een zeepbel op de Duitse huizenmarkt. Hier wordt een fris lentebriesje aangezien voor een gure novemberstorm. Duitsland heeft in de afgelopen 10 jaar met veel succes zijn arbeidsmarkt hervormd, net als in Nederland 10 jaar eerder. Dat geeft nu een enorme schwung aan de economie, met hogere huizenprijzen als logisch gevolg (opnieuw: net als in Nederland 10 jaar eerder). Daar is niks mis mee.
Klaas Knot kan goede redenen hebben gehad om tegen de renteverhoging te stemmen, redenen die ik niet ken. Wat die ook zijn, de geloofwaardigheid van de ECB of zijn voorzitter, Mario Draghi hoort niet in twijfel getrokken te worden. Bij de bestrijding van de eurocrisis is de ECB altijd een baken van betrouwbaarheid geweest, iets wat de regeringsleiders in Brussel door hun verdeeldheid niet voor elkaar kregen. Volgend jaar speelt de ECB een leidende rol bij het dringend noodzakelijke schoonmaak van het Europese bankwezen. Aantasting van Draghi’s geloofwaardigheid is dan wel het laatste waaraan Europa behoefte heeft.