De zaken gingen voorspoedig in Parabella. Weliswaar was het stadje niet meer zo rijk als vroeger, maar de grandeur was er nog steeds. Bij de kleine problemen van het stadje hoorden de interne tegenstellingen. De hoofdstraat vormde de scheidslijn. De families aan Noordeinde waren van oudsher het rijkst. Hun vakmanschap werd overal erkend. Ook Zuidzijde had veel in zijn mars. Vooral de kleermaker had een gouden reputatie. Zijn zijden pakken waren een must voor het jaarlijkse galabal. Wilde het stadje zijn grandeur echter behouden, dan was Zuidzijde dringend aan een opknapbeurt toe.
De familieoudsten van noord en zuid hadden daarvoor samen oog gehad. Zuidzijde had daar natuurlijk alle belang bij, maar ook Noordeinde kwam dat niet slecht uit. Noordelijke installateurs verdienden graag een boterham aan die opknapbeurt. Bovendien wilden een aantal noorderlingen graag een appeltje voor de dorst. Nu wat geld lenen aan de zuiderburen voor hun opknapbeurt bood hen de kans om later te kunnen rentenieren. Het was een deal met alleen maar winnaars. De welvaart van Parabella nam dan ook verder toe.
De accountant van Noordeinde gooide echter roet in het eten. Op een goede dag had hij zich afgevraagd of de zuiderburen die lening zouden kunnen terugbetalen. Die liep immers almaar op. Hij liet zich aandienen bij de familieoudste van de noorderlingen. In donkere bewoordingen schetste hij de perspectieven voor de Zuidelijke middenstand. Dat appeltje voor de dorst, zo zorgvuldig gespaard, was rot. Er moest dringend worden gespaard voor nieuw fruit. Het familiehoofd had zijn waarschuwing zwijgend aangehoord. Hij had die zuiderlingen al nooit vertrouwd. Hij besloot alle leningen aan Zuidzijde onmiddellijk stop te zetten en noorderlingen te verbieden in Zuid nog pakken te kopen. Er moest immers voor nieuw fruit worden gespaard. Zijn installateurs hadden nog even geprotesteerd. Maar toen hij beloofd had het geld dat voorheen aan de zuiderlingen werd uitgeleend voortaan voor de verfraaiing van Noordeinde te gebruiken, waren zij tevreden gesteld.
Moeilijker waren de gesprekken met de Zuidelijke familieoudste. Die had vast gerekend op die opknapbeurt. Heel Parabella zou er van hebben geprofiteerd. Maar erger nog vond hij het sparen voor die nieuwe fruitmand. Hoe moest Zuidzijde zijn schulden ooit afbetalen, als de noordelingen niets op zuid kochten? Bij dit laatste argument had de noordelijke familieoudste zich wat ongemakkelijk gevoeld. Er leek wel iets in te zitten. Maar zijn accountant had het hem helder uitgelegd. Boekhouden, dat kon hij maar beter aan zijn accountant overlaten. Het jaarlijkse galabal was in de jaren daarna een ijzige bedoening geweest.
Nu wandelde de familieoudste met zijn vrouw over de Zuiderboulevard. Zij liepen langs de etalage van de kleermakker. De winkel zag er niet meer zo grandioos uit als vroeger. De etalage kon wel een verfje gebruiken. Maar de zijden pakken zagen er nog steeds prachtig uit. “Koop er eentje, je oude pak ziet er niet meer uit.” zei zijn vrouw. Hij aarzelde even, dacht aan de goede verdiensten van het afgelopen jaar, en stemde toe.
Terug op Noordeinde stond de accountant briesend in zijn kamer. “Ik heb je toch uitgelegd dat de zuiderlingen hun schulden niet terugbetalen. Dus moeten we sparen. We kunnen ons geen zijden pakken veroorloven, ook jij als de familieoudste niet. Zeker nu de verdiensten net weer toenemen, moet je volhouden.” Hij voelde de irritatie opkomen richting zijn accountant. “Maak je geen zorgen,” antwoordde hij, “ik heb het pak alleen maar op zicht genomen. Ik wilde het al afbestellen.” Hij dacht aan zijn neef die hem laatst spilzucht verweet. Die neef zou dolgraag zijn plek als familieoudste overnemen. Met tegenzin haalde hij een vel briefpapier uit zijn la.
De kleermaker hoorde de brievenbus klapperen. Hij herkende het briefpapier meteen. Zou hij zijn weekend laten verpesten door de brief te openen? Laat maar, dacht hij. Ik zal de zijde maandag afbestellen. Kon hij meteen bij zijn boekhouder langs. Want de aflossing van zijn schuld? Daar zou het deze maand opnieuw niet van komen.