Rutger-Jan Lange en Coen Teulings
Real Estate Research Quarterly, november 2022, pp 1-9
De maatschappelijk onvrede over het functioneren van de woningmarkt is groot. Sinds het dal
in 2013 zijn de huizenprijzen gemiddeld in Nederland met 80% gestegen. De prijzen in de regio
Amsterdam zijn in die periode echter 120% gestegen, 40% meer dan het landelijk gemiddelde, net
als in een aantal andere grote steden. De oplossing van dit probleem van hoge huizenprijzen wordt
veelal gezocht in grootschalige nieuwbouw. Op het eerste gezicht maken prijsstijgingen nieuwbouw
ook aantrekkelijker voor projectontwikkelaars in het bezit van bouwrijpe kavels. De nieuwe huizen
kunnen immers goed worden verkocht. In de praktijk blijkt nieuwbouw echter nauwelijks te reageren
op hogere prijzen. Veel commentatoren vermoeden dat hier sprake is van marktfalen: projectontwikkelaars
trachten vastgoedprijzen op te drijven door het aanbod te beperken. Dit vermoeden
leidt al snel tot pleidooien voor krachtdadig overheidsingrijpen. De NMa is in dit verband een onderzoek
gestart naar de monopoliemacht van projectontwikkelaars en grondboeren, zie de voorstudie
van Van der Krabbe (2021).
In dit artikel voeren wij u mee naar een vreemde wereld waarin het uitstel van nieuwbouw juist een
volstrekt rationele reactie is van projectontwikkelaars op de stijgende huizenprijzen, zie Lange en
Teulings (2021). Dit geldt zelfs als zij in volledige concurrentie met elkaar staan, zodat hun beslissing
om al dan niet te bouwen geen invloed heeft op de prijs die zij zelf voor die nieuwbouw kunnen
krijgen. Het is zelfs nog vreemder. Dit uitstel is niet alleen rationeel vanuit het gezichtspunt van de
naar winst strevende belegger. Het is ook vanuit maatschappelijk oogpunt wenselijk. Sterker nog:
een vooruitziende overheid zou nieuwbouw vermoedelijk nog meer vertragen dan de naar winst
strevende projectontwikkelaar toch al doet.