De dag na de klap, komt de verwarring. Hoe moeten we reageren op de president-elect? Is het een boef of gewoon de democratisch gekozen president van onze bondgenoot, de Verenigde Staten van Amerika? Is het met Trump zoals met alle politici: ze komen en ze gaan? Of beleven we hier het einde van het tijdperk van Pax Americana, zoals Robert Kagan in de Financial Times schreef? Eerlijk gezegd deel ik die verwarring. Enerzijds is er de lange stoet van columnisten die pleiten voor respect voor de motieven van Trump’s en Wilders’ electoraat: de frustraties van deze kiezers zijn te lang genegeerd! Hillary Clinton’s diskwalificatie van hen als ‘deplorables’ is daarvan inderdaad een onwelgevallig bewijs. Maar anderszijds pleit Arnon Grunberg in zijn dagelijkse column in de Volkskrant consequent tegen de acceptatie van populistische drogredeneringen, al was het maar omdat ze leiden van kwaad tot erger. Dan denk ik terug aan mijn eerdere column waarin ik heb gepleit om aan die frustraties tegemoet te komen met betere pensioenen en sociale zekerheid. Ben ik te meegaand geweest? Heb ik bijgedragen aan de golf rascisme die het populisme met zich brengt? Ik ben in verwarring. In de Volkskrant van gisteren betoogt hoogleraar psychologie Jan Derksen dat de wereld in de reactie op Trump een fout maakt. We creeeren een self-fulfilling prophecy. Je moet niet alles dat hij in zijn verkiezingscampagne heeft gezegd serieus nemen. Je moet hem feliciteren met zijn overwinning en dan met hem in gesprek. Door hem als een boeman af te schilderen, wordt hij dat ook. Ik weet niet of deze redenering mij overtuigt. Maandag schreef Frank Vermeulen in deze krant dat Donald Trump echt niet het einde van de wereld is. Hij verwees onder andere naar mijn column de dag na de verkiezing, waarin ik een vergelijking met de jaren dertig trok. Toe maar, de jaren dertig. De democratie in gevaar? Dat zijn grote woorden. Te groot? Het probleem van vergelijkingen met de jaren dertig is dat we weten hoe het is afgelopen, namelijk vreselijk. Een vergelijking van nu met toen impliceert al snel een vergelijking van het hedendaags populisme van nu met het fascisme van toen. Juist vanwege die vreselijke afloop moet je daar ver van blijven. Maar is tegelijkertijd de vreselijke afloop van toen niet een argument om daaruit lessen te trekken? Sinds de ondergang van Lehman in 2008 zijn voortdurend vergelijkingingen met de jaren dertig gemaakt. Dat was haast onvermijdelijk. De Grote Depressie is het enige dat zich redelijkerwijs met de Grote Recessie van 2008 laat vergelijken. Net als veel anderen dacht ik steeds dat we van toen hadden geleerd. Banken zijn gered, in 2009 is Keynesiaans gestimuleerd, de wereldhandel heeft zich in 2010 hersteld, protectionisme kreeg niet de overhand, vreemdelingenhaat bleef beheersbaar, de internationale rechtsorde hield stand, democratie en rechtstaat bleven functioneren. Ja, de Grote Recessie was erg, maar – zo leert die vermaledijde vergelijking met de jaren dertig – het had nog veel erger gekund. Zo dacht ik: de geschiedenis herhaalt zich niet. Al die zekerheden gaan de laatste jaren echter één voor één aan gort. Na Brexit en Trump is vrijhandel dood, viert protectionisme hoogtij, neemt de vreemdelingenhaat toe en ligt de internationale rechtsorde op zijn gat. Zijn de democratie en de rechtstaat in gevaar? Ik weet het niet. “Lock her up!”, niet als verspreking, maar als systematische campagne? Geen gevaar voor de democratie? Wie benoemt dadelijk de nieuwe minister van justitie, die gaat over uplocken? Je hoeft niet alles wat tijdens een verkiezingscampagne wordt gezegd serieus te nemen. Maar Trump had die dingen ook niet kunnen zeggen. Dat had geholpen.