De foto is ongetwijfeld zorgvuldig geregisseerd. David Cameron, Angela Merkel, Mark Rutte en de Zweedse premier Fredrik Reinfeldt, de vier Europese leiders die staan voor een marktgeoriënteerde koers van Europa in een roeiboot. Samen in hetzelfde schuitje. Het mooie plaatje kon het meningsverschil echter niet verhullen. Het was drie tegen één. Drie heren tegen één vrouw. En de vrouw won. Cameron had zich bij herhaling tegen de benoeming van de Spitzenkandidaat Jean Claude Juncker tot voorzitter van de Europese Commissie gekeerd. De dag voor de top liet Reinfeldt zich in de Financial Times negatief uit over Juncker’s kandidatuur. Rutte heeft zich wijselijk op de vlakte gehouden, maar de afkeer in het Nederlandse kabinet was onmiskenbaar. De benoeming van de opvolger van Barroso was het prerogatief van de regeringsleiders. Het Europarlement moest zich daarbuiten houden, zo vond men.
In Nederlandse en Engelse kranten zijn commentaren verschenen die spitzenkandidaten als ondemocratisch diskwalificeerden. De kiezer kon daar immers niet tussen kiezen. Die redenering kwam op mij over als een gelegenheidsargument. Waarom was een conclaaf van regeringsleiders democratischer? Voor of tegen díe kandidaat had ik in ieder geval niet kunnen stemmen. Omdat de socialistische fractie in het Europarlement een Duitser naar voren schoof, heeft de SPD in Duitsland gewonnen: de Duitse kiezer wilde graag een Duitser als voorzitter van de Europese Commissie. Daar heeft de kiezer zich dus wel uitgesproken. Wie in Nederland zijn steun voor de federalist Guy Verhofstadt had willen laten blijken, had D66 of (paradoxaal genoeg) VVD moeten stemmen. Wie wilde kon zich uitspreken.
Achter deze confrontatie gaat een diepere controverse schuil. Wat is de verdeling van de macht tussen ‘Europese’ instituties, zoals de ECB en het Europarlement, en instituties die de optelsom zijn van nationale mandaten, zoals de Europese Raad? Mark Rutte heeft voor de Europese verkiezingen beloofd meer bevoegdheden terug te brengen van Brussel naar de lidstaten. Het eerste politieke feit na de verkiezingen bewerkstelligt het tegendeel. Het Europees parlement is net zoals de Eerste Kamer: ze vinden dat het slechts ja en amen mag zeggen, maar tegen wettelijke bevoegdheden en een steeds zelfbewuster parlement is geen regeringsleider opgewassen. Het Europarlement is niet meer de tandeloze tijger van voorheen.
Waarom had Merkel dat eerder door dan Cameron, Rheinfeldt, en waarschijnlijk Rutte? Waarschijnlijk omdat achter de eensgezindheid van dit viertal over de heilzame werking van het marktmechanisme een verschil van inzicht schuil gaat. Cameron en Rutte zijn ten diepste Eurosceptisch. Zij willen bevoegdheden terug uit Brussel. Merkel is Eurorealist. Zij weet dat er voor Europa maar één optie is: voorwaarts. Een functionerende muntunie vraagt verdere politieke integratie, de problemen aan Europa’s oostgrens evenzeer. Voor Nederland is die grens misschien ver weg, voor Duitsland allerminst. In Nederland wordt 10 jaar na dato nog altijd getreurd over de ‘overhaaste’ uitbreiding van de EU van 15 naar 25 lidstaten. Een Eurorealist weet dat er toen geen alternatief was. De Krim laat zien dat het lidmaatschap van de Baltische staten en Polen onvermijdelijk was. Bovendien: Polen is nu de groeimotor van Europa.
Mijn regelmatige verblijf in Engeland vertroebelt mijn kijk. Wat ik in Cambridge zie is een land dat nog steeds droomt van het rijk waar de zon nooit onder ging. De EU verstoort slechts die droom. Het reduceert de voormalige wereldmacht tot niet meer dan één van de 27 lidstaten. Moet Nederland steun geven aan de instandhouding van die droom? Of moeten wij het programma van Merkel in het oog houden -meer Europese integratie- en letten op de groeiprestaties van Polen? Dat lijkt me een essentiële vraag die politieke partijen voor de volgende parlementsverkiezingen moeten beantwoorden. Ik zal hun antwoord met belangstelling volgen. Met name die van de VVD.