En opnieuw is aangetoond dat verkiezingsuitslagen nog moeilijker te voorspellen zijn dan de economie. Alle polls wezen op een nek-aan-nek race tussen David Cameron en Ed Miliband. De uitslag was een landslide voor de Conservatieven. Dat Labour in Schotland zou worden weggevaagd stond vast, maar een absolute meerderheid voor de Conservatieven had niemand verwacht.
Maar niet getreurd, want de opiniepeilers wacht een nieuwe kans: de prognose van de uitkomst van het referendum over het Britse EU lidmaatschap. Veel politieke commentatoren denken dat Cameron zijn politieke stuurmanskunst zal gebruiken om Groot Brittannië in de EU te houden. Ik ben niet overtuigd. Cameron heeft beloofd dat hij met de EU zal gaan onderhandelen over een betere EU met minder regels. Een betere EU, daar zijn we allemaal voor. Maar wat de één beter vindt, vindt de ander juist slechter. Alle Britse opwinding over de overdaad aan onwelgevallige regels uit Brussel valt in het niet bij de boosheid over die ene regel die individuele lidstaten verbiedt zelf regels te maken: het vrije personenverkeer binnen de EU. De belangen van lidstaten lopen hier uiteen. Dat geldt ook voor de verdeling van de kosten. Wanneer één lidstaat minder betaalt, neemt de rekening voor de andere toe. Het zal daarom niet makkelijk zijn om Cameron iets te gunnen, de belangen lopen uiteen. En dus moet ik nog zien of Cameron campagne gaat voeren voor een voortgezet lidmaatschap.
Dit sluit aan bij de stemming in Groot Brittannië. De bakermat van het voormalige wereldrijk heeft op voorsprak van Tony Blair schouder aan schouder met de Amerikanen gevochten in Afghanistan en Irak. In de voetsporen van Churchill, wilde Blair graag de leider zijn van een vice-wereldmacht. Hij kreeg daarvoor van het Amerikaanse congres een staande ovatie. Maar die oorlogen zijn in Engeland tegenwoordig mateloos impopulair. Het verlangen naar een wereldleiderschap is weggeëbd. Het land trekt zich liever terug achter de krijtrotsen. De Engelse defensie begroting wordt in hoog tempo uitgekleed. Daarmee verdwijnt ook de kans op de bijdrage die Engeland samen met Frankrijk aan Europa had kunnen leveren: militaire kennis. Die kennis zou de komende jaren juist veel waard kunnen zijn.
En dan is er dat andere referendum. De Schotten mogen dan vorig jaar met een nipte meerderheid voor het behoud van de unie hebben gestemd, dat heeft de discussie over Schotse onafhankelijkheid niet gestopt. Voor de Schotten is Europa juist een veilige haven die afscheiding van Engeland mogelijk maakt. Er zijn vele obstakels en praktisch bezwaren. Kan een onafhankelijk Schotland de Pond blijven gebruiken? Zo niet, moet Schotland dan in de Euro? Hoe moet de Britse staatsschuld worden verdeeld? Allemaal serieuze vragen, maar Schotland is voorlopig een één-partij staat, een partij met onafhankelijkheid als voornaamste doel. En misschien is Cameron daar op een gegeven moment helemaal niet rouwig meer om.
En dan is er de dynamiek in Brussel. Als het puntje bij paaltje komt, wil geen enkele lidstaat van de Euro af, ondanks alle problemen. Sterker nog: Poetin landen zouden zo maar nog meer landen kunnen overtuigen om tot de Euro toe te treden. Het streven naar “an ever closer union” heeft zijn glans verloren. De gezondmaking van de Eurozone vereist echter verdere stappen. Daarover wordt druk vergaderd en daarbij zit Groot Brittannië steeds op de tweede rang. Bovendien: voor Engelse ambtenaren is een carrière in Brussel een steeds minder aantrekkelijke keus. Daarmee neemt de Britse invloed in Brussel verder af.
Er is dus een cruciaal verschil tussen Grexit en Brexit. De Grieken willen er niet uit. Hoe dat voor de Engelsen is? We zullen het zien.
Download column