In mijn jonge jaren had ik een aantal merkwaardige hobby’s. Zo wist ik alles van slagschepen. Maar mijn voornaamste liefde was de Amsterdamse tram. Ik had een merkwaardige voorliefde voor dit op de keeper beschouwd ouderwetse vervoermiddel. Ik stelde me ten doel om de trajecten van alle Amsterdamse tramlijnen een keer gereden te hebben. Zoveel tramlijnen had Amsterdam rond 1970 niet, dus dat was een haalbare doelstelling. Ik had een voorliefde voor die eindpunten van tramlijnen waar de statige trams zich door de bochten van nauwe straten moesten wringen voordat ze hun weg in omgekeerde richting konden vervolgen. En ik kocht boekjes over de geschiedenis van Amsterdamse trams en tramlijnen sinds de elektrificatie van de oude paardentrams vanaf 1900. Ik wist van alles over de tramtypes, over de ruim honderd Union trams die heftig schommelend bijna 50 jaar lang de ruggengraat van het Amsterdamse trambedrijf waren, of van de statige Blauwe Wagens, waarmee het publiek op de “chique” lijnen 24 en 25 werd bediend. Ik ken ze alleen van de talloze foto’s, zelf heb ik er nooit meer in gereden, want toen ik mijn verkenningstochten maakten waren ze al lang uit dienst. Ik heb nog wel gereden in de drie-assige wagens, die vlak na de oorlog waren aangeschaft. Ze hadden nog wel de romantiek van de oude trams, maar niet de schoonheid.
Velen jaren later woonde ik enige tijd in het zuidelijkste puntje van Amstelveen. Mijn liefde voor de tram was iets in de vergetelheid geraakt, maar toch niet helemaal verdwenen. En dan zat je in de zuidpunt van Amstelveen goed, want de oude Haarlemmermeerspoorlijn van Amsterdam naar Uithoorn was aan een tweede leven begonnen als Museumtramlijn. Het eindpunt was bij ons om de hoek. Op een zomerse dag nam het jonge gezin zo nu en dan de tram richting het Haarlemmermeerstation, waar het depot van de Museumtram lag. Er was nog een Blauwe Wagen, en als ik het goed heb ook nog een oude Union, maar ook trams uit tal van andere steden in binnen- en buitenland. Het was een prachtige verzameling.
De route voerde langs het Amsterdamse Bos, wat bijdroeg aan de ontspannen sfeer. De NS had het oude spoor onder strikte voorwaarde aan de Museumtram ter beschikking gesteld. De overwegbeveiliging functioneerde niet meer. Dus stond de tram bij iedere overgang stil. Vrijwilligers moesten eerst met rode vlaggen het verkeer attenderen op de naderende tram, alvorens de overgang mocht worden genomen. Ook dat droeg bij aan de sfeer. Ons gezin was hierin niet uniek. Op de haltes in het Amsterdamse Bos was het een drukte van belang omdat veel gezinnen overstapte om meerdere tram-types uit te proberen. Het had nog net niet de romantiek van een ritje met tram 28 in Lissabon, maar het kwam er dicht in de buurt.
Sinds kort wordt ik in mijn oude liefde op mijn wenken bediend. Ik woon inmiddels al weer ruim 15 jaar in Amsterdam. Vanuit mijn werkkamer kijk ik uit op de sporen van lijn 2. Daar is op zichzelf weinig aan te beleven want op die lijn wordt het gewone standaard materiaal gebruikt. Maar daar is recent verandering in gekomen, nu de Museumtramlijn tijdelijk geen gebruik kan maken van de Haarlemmermeer spoorlijn. Dus rijden de museumtrams nu bij mij door de straat. Je hoort ze aankomen (trams zijn in de loop der jaren stiller geworden, het geluid van een oude tram is niet te missen). Het is een lust voor het oog: de oude blauwe twee- en drie-assers, maar ook de eerste grijze gelede tram, die bij zijn introductie voor een revolutie in het Amsterdamse straatbeeld zorgde.
Sinds kort rijden de oude trams rond met grote spandoeken: redt de Museumtramlijn! Want de opmars van de hoofdstad laat ook het depot bij het Haarlemmermeerstation niet ongemoeid. Het moet plaatsmaken voor woningbouw. Zo gaat dat. Toch lijkt me dat het gemeentebestuur de Museumtram voor Amsterdam moet behouden. Ook in Lissabon zijn ze er tegenwoordig zuinig op.