“Coen, we must talk!” Dit mailtje verscheen voorjaar 2012 in mijn inbox. Rutte I was in de nadagen van haar bestaan. Een week later zouden de onderhandelingen in het Catshuis vastlopen. De afzender van het mailtje was een IMF econoom. Zo gemaild, zo gedaan. Enige dagen later dronken wij samen een kop koffie. Wist Nederland wel dat dit beleid zou leiden tot een diepe recessie en een crisis op de huizenmarkt? Kon ik daar niet wat aan doen? Ik gaf hem gelijk, maar kon er vanzelfsprekend niets aan doen. Zijn zorgen kwamen niet geheel onverwacht. Een half jaar eerder had het IMF in zijn advies over Nederland aangegeven dat het onverstandig was om bij nieuwe tegenvallers nog meer te bezuinigen. Het IMF, dat er altijd voor pleit om tering naar de nering te zetten, was daar in dit geval dus tegen. Nederland heeft zich daar weinig van aangetrokken: na de val van Rutte I wordt het bekende Kunduz-akkoord gesloten, vervolgens een nieuw regeerakkoord en tenslotte het najaarspakket uit 2013, alle drie met extra bezuinigingen.
We weten inmiddels dat het IMF gelijk had. De huizenmarkt is ingestort, de economie is in een recessie geraakt die een paar honderd duizend mensen hun baan heeft gekost. Nederland is ten opzichte van Duitsland ongeveer 5% van het inkomen per hoofd achterop geraakt, ettelijke tientallen miljarden. Kost een paar centen. Gelukkig is er nu economisch herstel. Maar zie dat in perspectief. Volgens The Economist liggen de groeiverwachtingen voor Nederland in 2014 en 2015 tussen 0,6 en 1,8 %, net als in België, Frankrijk, Italië en Spanje. Voor Duitsland is dat een half procentje hoger. Dat steekt schril af bij de groeicijfers voor Engeland en de Verenigde Staten, die beide ongeveer 2% harder groeien. Nederland is terecht gekomen tussen Italië en Spanje, landen waar Nederland niet tussen thuishoort. Kortom: weinig reden voor tevredenheid over het gevoerde beleid. En eerlijk gezegd: wie heeft bijgehouden hoe het Japan is vergaan na het uitbreken van de Japanse bankencrisis in 1991, is niet verrast. Net als in de Eurozone was het in Japan politiek onmogelijk om snel orde op zaken te stellen in de bankensector. Het ontluikend herstel werd vervolgens in de kiem gesmoord door bezuinigingen, met een lange periode van deflatie en defaitisme als gevolg. Die diagnose wordt door de meeste empirische macro-economische studies gesteund. In Nederland heeft binnenskamers eigenlijk alleen het VNO vanaf 2010 consequent gepleit voor een meer evenwichtig beleid, zoals bekend zonder resultaat.
Gedane zaken nemen geen keer. De meeste bezuinigingen zijn ingevuld, de banen zijn verdwenen, daar valt nu weinig meer aan te doen. Interessant is wel de vraag hoe het komt dat het IMF rapport uit 2011 hier zo weinig aandacht heeft gehad. Er was een fors meningsverschil over het beleid en de Nederlandse financiële pers heeft daar niet over geschreven. Misschien doe ik iemand onrecht, maar volgens mij is er niemand afgereisd naar het IMF of naar die macro-economen om te vragen hoe dat dan zat. Waarom was over deze internationale discussie in de Nederlandse kranten zo weinig terug te vinden?
Deze column was al af toen ik maandagochtend eerst het hoofdredactioneel commentaar in het Financiële Dagblad en toen de column Charlemagne in The Economist las. Voor uw gemak heb ik beide op mijn website naast elkaar gezet. Een vergelijking is leerzame kost. Volgens het FD moest het IMF ophouden de ECB te wijzen op de gevaren van deflatie. Het IMF kon een nuttige rol spelen door er juist op te wijzen dat deflatie helemaal geen probleem was. IMF, help ons toch om onze kop in het zand te steken? The Economist bood op hetzelfde moment een ragfijne analyse van politieke problemen waardoor de Eurozone nu al vier jaar halsstarrig de fouten van Japan herhaalt. Is de Nederlands financiële pers er louter voor binnenlands gebruik?